Filmmaker Ate de Jong (1953) vertelt voor het eerst over een verdrongen jeugdherinnering waarvan hij zich plotseling bewust werd tijdens therapie. Hij beschrijft hoe zijn herinnering opgeslagen is in zijn lichaam. Het is een belangrijk teken bij vroegkinderlijk trauma waar taal met woorden en context ontbreekt.
Als peuter werd hij seksueel misbruikt door een zeventien jaar oudere stiefbroer – een ervaring die een schaduw over de rest van zijn leven zou werpen. Hij beschrijft ook hoe trauma intergenerationele wordt doorgegeven. Ook dat is iets waarvan we weten dat het waar is.